Februari 2002
Blijf op de hoogte en volg Marian en Joost
22 Juli 2022 | Spanje, Ceuta
5 februari 2002.
Ik slaap op een achterbank die Joost uit een oude auto heeft gesloopt en Joost heeft voor zichzelf iets gemaakt van een visnet en oude kleren.
De stemming is goed, we voelen ons vrij zonder de paardentrailer.
Al vrij snel komen we in de buurt van de haven. We krijgen een drugscontrole. Alle suikerzakjes en shagbuiltjes worden tegen het licht gehouden en er is een probleem met het mes van Joost. Uiteindelijk laten ze ons gaan en rijden we verder naar de haven en kopen een ticket. De volgende ochtend gaat de veerboot en na veertig minuten komen we aan in Ceuta. Dit is nog Spaans gebied en hier zullen we de grens naar Marokko passeren. Bij het loket krijgen we het bericht dat onze auto Marokko niet in mag. Maar als we de huif als kampeerauto inrichten, valt er misschien nog wel iets te regelen met andere papieren. Er komen verschillende keren mannen naar ons toe die zeggen dat ze ons wel kunnen helpen met die papieren. Maar we volgen eerst maar de instructie van het loketje en dat is wachten tot de chef Ordonans tijd voor ons heeft. Hij komt ergens in de loop van de middag. We bekijken alle voertuigen die de grens over willen, zoals een vrachtwagen met verhuisspullen van Europeanen die naar Senegal gaan verhuizen. Ook deze krijgt niet de vereiste papieren. We wachten uren. Ondertussen zien we allerlei schimmigs langskomen: mannen worden uit hun auto getrokken en krijgen een pak slaag van de douaniers. Douaniers rijden met in beslag genomen auto’s over de grens en komen terug met grote dozen die fluks in een hokje verdwijnen. Achter het grenshek lopen mensen kennelijk ongecontroleerd met grote pakken op hun rug. De chef arriveert eind van de middag en hij vertelt ons dat er sinds kort een nieuwe wet is. Er worden te vaak illegaal auto’s in Afrika verkocht, maar als we een borg betalen van € 10.000,-- en we gewoon de auto weer uitvoeren, krijgen we dat geld weer terug. Tenminste als de auto in dezelfde staat is als nu, dus zonder schade e.d. Ik forceer wat tranen, niet heel moeilijk, en we maken er een beetje theater van en vertellen hoe lang we voor deze reis hebben gespaard. De chef vraagt Joost waarom ik huil, het is immers een prachtige dag en we zijn gezond en rijk! We beseffen dat we hier niet verder komen. Voor advies bellen we het Nederlandse consulaat in Marokko. De vriendelijke meneer raadt ons aan die borg niet te betalen. Het gebeurt dat er tien kilometer verderop auto’s staan die een aanrijding met onze auto veroorzaken en dan krijgen we de borg niet terug. Hij waarschuwt ons ook dat er drugs in de auto gestopt kunnen worden terwijl wij hem nu aan het bellen zijn. We bellen de ANWB nog, die bevestigt dat er sinds een half jaar een nieuwe wet is aangenomen. Ambulances, vrachtwagens en pick-up’s mogen het land niet meer in. Het begint te schemeren en we overleggen wat we zullen doen. Het lijkt ons maar het beste een boot terug te nemen. Als we de auto draaien komt er opnieuw een meneer in een kaftan naar ons toe. Hij kan die kampeerauto-papieren wel voor ons regelen, voor € 150,--.. Zo’n bedrag is voor ons wel te overzien, dus we weten dat we een risico nemen, maar zeggen dat we met hem verder willen gaan. Een uur later komt hij terug met lege officiële douanepapieren die we moeten invullen. Deze moet hij laten stempelen door een collega bij de douane, maar die wil wel eerst geld zien. Eigenlijk weten we voor 80 % dat we er in geluisd worden, maar ja, stel dat…. We geven de man het geld en hij belooft nog vóór negen uur deze avond met de papieren te komen. We spreken af op de parkeerplaats in de buurt. Daar gaan we staan en kijken naar de mensen daar. Zo is er een mevrouw met een poedel, ze vertelt dat ze gewoon weg wilde uit haar leven en niet echt een doel heeft als ze eenmaal in Marokko is. Er lopen mensen met grote zakken vol spullen in het donker. We wachten nog tot half elf, dan gaan we naar bed. De volgende morgen nemen we de boot terug naar Spanje.
8 februari.
We nemen een paar dagen om de teleurstelling een plek te geven, en de Sierra Nevada is daarvoor een heel geschikte plek. We overleggen of er toch nog mogelijkheden zijn, zoals terugrijden naar Elisa en Ot en bijv. de auto van Ot lenen. Ons budget is aardig geslonken en die extra uitgaven voor weer tweemaal de boot plus de diesel zijn wel een aanslag. Het wordt dan wel heel krap om er de komende vier maanden mee door te komen.
De zon is warm, we zijn omringd door kale grijsbruine bergen die als dinosaurusruggen afsteken tegen de strakblauwe lucht. De amandelen en olijven zijn rijp.
10 februari,
We drinken koffie in een cafeetje, buiten staat een paard aan de paal gebonden en hakken de knoop door. We schrappen de Marokko-reis, wat in het vat zit…..
’s Avonds knip ik het haar van Joost met uitzicht op besneeuwde bergtoppen. Het is stil, alleen de bellen van een kudde in de verte. Er is een rijkdom aan dorre stekels met grote grijsbruine bloemen.
De geur van rosemarijn en tijm. Koken op het driepitsgasstel, dat op de laadklep staat. Als de zon ondergaat fladderen er vleermuisjes boven ons. Vuurtje maken als de koele nacht nadert. Joost denkt dat hij een wolf hoort huilen.
De wereldradio voorspelt regen voor zuid-Spanje.
15 februari.
De dorpjes zien er hier allemaal hetzelfde uit, vierkante witte huisjes of stapelappartementjes. Joost maakt zich nog steeds zorgen om de automotor, die onregelmatig loopt en af en toe rookt. Het brandstoffilter aftappen helpt niet. We bezoeken een kleine garage in een dorp en de man adviseert ons het brandstoffilter te vervangen. Als dat ook niet helpt, vrezen we dat het de brandstofpomp is, dat zou een dure reparatie worden. Bij de eerstvolgende stad bezoeken we een grotere garage. Daar worden de dieselinjectoren uit elkaar gehaald en in een sonorbad schoongemaakt. De brandstofpomp wordt opnieuw afgesteld en voor € 120,-- zijn we prima en professioneel geholpen. De motor loopt weer prima. Joost is hierdoor in een goed humeur en als we op een mooi smal paadje stoppen voor een pauze komt er een jongen met een ezel en wagentjes langs, die om een sigaret vraagt. Hij heeft geluk en krijgt er twee.
16 februari, Granada
We drinken in de stad koffie op een terrasje, en kijken naar een flamengozanger met gitaar en wat verlopen uitziende types met hangsnorren en baardstoppels. Op straat lopen slanke vrouwen met donkere huid, lang en dik zwart haar, grote gebogen neuzen. Dan halen we informatie bij de VVV over het Alhambra en gaan dat bezoeken. Joost vindt het indrukwekkend, de paleizen met hun strakke vormen en overvloedige versierselen. Ik vind het eigenlijk een beetje saai, ik geef niet zoveel om gebouwen, maar ik zwerf op m’n eentje wat rond in de tuinen. De aangekondigde regen heeft zich gemeld. We overnachten in de verlaten bergen, er is nergens een licht te zien, zelfs de sterren zijn er niet.
18 februari, Sevilla.
Van het gebergte zagen we niets meer tijdens de rit, door de nevels, dus we zijn maar weer naar een lager gebied gereden. Nu de rode leem glibberige klei is geworden is het een stuk lastiger een plekje voor de nacht te vinden. Wegwijzers zijn er niet, maar dat vinden we niet zo erg. We nemen een klein weggetje dat parallel aan de grote weg loopt. Terwijl wij over een zandweg vol kuilen hobbelen, razen vlak naast ons de auto’s over de brede snelweg. Naast ons tarwevelden. Omdat het regent zetten we de tent naast de auto op en dat is dan wel weer heerlijk, zoveel ruimte om te zitten, te koken, droog en uit de wind. Het gasstel geeft warmte en we voelen ons goed, schrijven brieven aan ouders en kinderen.
En nu zijn we in Sevilla. Het is opgehouden te regenen, het is 21 graden en de stad is druk. We lopen door de Joodse buurt, die er eigenlijk meer Spaans uitziet, met smalle steegjes en winkels waarin rood/wit-gestipte strokenjurkjes hangen. Koetsjes met gele wielen en paardjes er voor vervoeren toeristen. We drinken wijn op een terras en bestellen tapas, kroketjes en gebakken geitenkaas, dat lijkt ons wel wat. De ober vertelt echter dat het laat is voor tapas, er is alleen nog sla. Een optocht met groen/wit/groene vlaggen, een auto met harde muziek en mensen met protestborden passeert ons. Ik bezoek het supermoderne antibacterietoilet, wat vast heel hygiënisch zou zijn als er toiletpapier zou zijn en de doortrekker het zou doen. We zijn toch eigenlijk niet echt stadsmensen, merken we, en rijden naar een natuurreservaat. Uitgestrekte weilanden met veel vogels zoals witte reigers en ooievaars, daar genieten we toch wel veel meer van. Het gebied doet ons denken aan de Camarque. We overnachten er heerlijk rustig.
19 februari, Nationaal Park Doñana
De volgende dag bezoeken we het informatiecentrum, samen met aardig wat schoolklasjes. De hoogste waterstand is nu, ’s zomers is het erg kurkdroog, lezen we. We bekijken de foto’s en de opgezette dieren en drinken er koffie met bladerdeeg met honing.
We overnachten nog een keer in dit prachtige park met uitzicht op een meer vol wadvogels die allerlei geluiden maken. Als de zon ondergaat beginnen de kikkers te kwaken en verschijnen er grote wolken muggen.
20 februari.
Joost schrijft: “Wakker worden in een bad van vogelgeluiden. Buiten een stralend blauwe hemel. Het is nog koel, maar de zon begint alles al op te warmen. Water en land zonder één boom tot aan de einder. De hobbelige steenslagweg loopt beide kanten tot aan de horizon. Deze weg staat op geen enkele kaart. We rijden een stuk en dan staat er een bordje met een plaatsnaam op een kruising. El Rocio, 31 km. We rijden die kant op maar dan staat er een versperring, alleen toegang met vergunning. Terug. Uiteindelijk vinden we een asfaltweg. We hebben nog een liter of tien water, dus we hopen dat te vinden in El Rocio. Het asfalt wordt een zandweg die steeds smaller wordt. Er is geen verkeer. Tenslotte komen we aan bij een grote oude boerderij, omringd door eucalyptusbomen. Overal lopen paarden, zowel los als omheind. Als ik de weg vraag aan een man die daar loopt knikt hij in de richting van wel vier zandpaden, die kant op ligt El Rocio. Stilstaan is hier geen optie, dan zitten we vast. Af en toe geef ik vloekend gas en voel het zand trekken aan de wielen, de onderkant van de auto schuift door het zand. Er lijkt geen eind te komen aan deze weg. Ik begin me zorgen te maken, want we vorderen kilometer na kilometer en ik weet niet of we het redden. Eindelijk wordt de weg modderig, overal diep uitgesloten sporen. Ik hoop niet dat we terug moeten, de sporen zijn zo diep dat de voor- en de achterwielen niet tegelijk in een kuil komen. De uitlaat zit er nog aan als het pad weer verandert in zand. We proberen door de struiken en bomen te rijden naast het pad, gaan door een doorwaadplaats van een ondiep riviertje. Als het zandpad vol met afval komt te liggen weten we dat we eindelijk het dorp naderen. De zandpaden lopen door het dorp heen, maar ik ben al blij dat er hier mensen zijn. We stoppen op het grote zandplein vol Mariabeeldjes. Het moet een paardendorp zijn, overal staan palen om je paard aan te binden. We gaan een klein winkeltje binnen waar ze prachtige poncho’s verkopen, en zadels, leren beenbeschermers en mooie cowboylaarzen. Ik koop een mooie hoed en Marian een paar mooie bruinleren laarzen. Ik ben zo blij als een kind met deze prachtige aankopen. We gaan koffie drinken en een broodje ham eten op het plein, vullen water aan uit de fontein. Dan vertrekken we richting kust, net buiten het dorp is ineens een goeie asfaltweg.”
22 februari.
Het wordt gewoon om wakker te worden met een stralende ochtendzon. De wind is soms koel tot zelfs koud. We trekken door dit gebied met heel kleine dorpjes, verbonden door verharde zandweggetjes. Het lijken dorpjes uit een film, een kerkje op een heuveltje met er omheen wat kleine huisjes. Meestal zijn ze verlaten, hebben kapotte ramen, maar vaak is de inboedel er nog. Een oud pompstation, met alleen wat citroenbomen er naast. Het reizen met alleen de auto is heel makkelijk en vrij, de auto hoeft die zware trailer niet te trekken, maar toch raken we vermoeid van alle indrukken en missen een huisje dat ons beschermt. Het koken op de klep van de auto, alleen beschut door een gescheurd tentje, alle geluiden die ’s nachts binnenkomen in de huif, een matig bed, het begint zijn prijs te vragen. Hadden we de paardentrailer, dan bleven we hier nog een tijdje, maar voor nu is het verstandiger terug te rijden naar Elisa en Ot in Portugal.
26 februari.
Het was net alsof we thuis kwamen, heerlijk in ons eigen bedje. Het is gezellig met Elisa en Ot, een beetje net als de vorige keer, wat chaotisch, maar dat is ook wel grappig. Er is een kleinkind te logeren en dat gaan we terug brengen naar de zoon van Ot, die daar zijn huis aan het verbouwen is. We bewonderen de bouwput en luisteren naar alle plannen. We wandelen langs de kust, het is eb en we kijken naar de meeuwen en flamingo’s. We bezoeken de markt en kopen groente en fruit. Af en toe doen we ook even niet mee met alle bezoekjes en doen ons eigen huishoudentje. De wasmachine van Elisa is stuk, dus we wassen met de hand. Trailer grondig schoonmaken, filters vervangen.
’s Zondags neemt Ot Joost mee uit eten, maar Joost heeft nog honger als hij thuiskomt. Ze hebben samen een bord slakken gedeeld. Dinsdag zouden de mannen gaan zeilen, maar als het er op aan komt voelt Ot zich niet lekker. Woensdag wil Ot naar een vriend van hem, een Arabische drugsdealer, en Joost is wel nieuwsgierig en wilde mee, maar uiteindelijk heeft Ot toch geen zin.
Het wordt tijd om te vertrekken. Elisa en Ot vragen of we nog een dagje willen blijven, want ze moeten naar de notaris voor een samenlevingscontract. Alsze daar vandaan komen vertellen ze dat het ‘op z’n Portugees ging’. Het document moest nog getypt worden en de secretaresse was naar de tandarts. Ot is uit zijn humeur en we gaan nu toch echt weg, ook al voelt het alsof Elisa graag gewild had dat we nog blijven.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley