Augustus 2001 - Reisverslag uit Mariehamn, Åland van Marian en Joost Brakel en Herder - WaarBenJij.nu Augustus 2001 - Reisverslag uit Mariehamn, Åland van Marian en Joost Brakel en Herder - WaarBenJij.nu

Augustus 2001

Blijf op de hoogte en volg Marian en Joost

05 Juni 2022 | Åland, Mariehamn

Pori (Finland), 2 augustus.

We gaan een afspraak maken met Maria, de halfzus van Joost. Zij is bijna even oud als Joost en we hebben haar een jaar of vijf geleden leren kennen. Niemand in de familie wist van haar bestaan, zij was de dochter van een geheime liefde van de vader van Joost in Stockholm. Tot Maja, de zus van Joost, bij toeval van haar hoorde en onmiddellijk contact zocht. Maria is inmiddels tweemaal naar Nederland gekomen en Joost voelde onmiddellijk een herkenning en een klik met haar. Ze is getrouwd met Pedro, een lieve man, behalve als hij teveel gedronken heeft. Dan is hij luidruchtig en soms agressief. Maria belt dan de lokale politie en vraagt hen Pedro een nachtje in de cel zijn roes uit te laten slapen. Inmiddels kent hij de routine en belt zelf de politie als hij dronken thuis komt, en vraagt fluisterend of ze hem op komen halen, maar wel rustig, want hij wil Maria en de kinderen niet wakker maken. We verheugen ons erop hen binnenkort te zien. We bellen Maria en spreken af voor het komende weekend. Zij wonen al lange tijd op het Finse eiland Åland.

We nemen de boot naar Mariehamn en daar staat Maria op ons te wachten. We leven hun leven gewoon een beetje mee deze dagen. Hangen rond in de supermarkt waar Maria en zoon Robert werken, koken een maaltje op de houtkachel mee en kletsen tot diep in de nacht. We horen veel over de taalstrijd tussen de Finnen en de Zweden hier op het eiland. Er zijn zelfs aparte postzegels en munten. En er zijn heel veel alcoholproblemen. Helena , dochter, laat haar vier pratende Furbys zien. Maria en Pedro kibbelen af en toe. Pedro is druk en stoot een grote glasplaat van zijn plaats, die in stukken op de grond valt. De supermarkt is zeven dagen per week open en de volgende ochtend, zondag, gaan Maria en Robert gewoon weer naar hun werk. Wij verkennen het prachtige eiland en zorgen voor de avondmaaltijd. Maandag lijkt het dezelfde routine te worden, maar Maria vindt het jammer dat ze ons zo weinig ziet en vraagt of wij bij haar in de winkel willen zijn. Dat doen we, het gaat er allemaal wel chaotisch aan toe. Joost helpt een broodoven aansluiten en sjouwt alle kisten met nieuwe voorraad mee naar binnen.

Maria heeft enkele wijze uitspraken die wij de rest van ons leven regelmatig herhalen: “I should have done it, but I didn’t.” En een andere: “There is always sómething….”

Dan is het alweer tijd om te vertrekken en met tranen in haar ogen zwaait Maria ons uit. Wij hebben dagen nodig om de vele indrukken te verwerken. ’s Avonds om acht uur komen we aan in Turku.

Helsinki, 13 augustus.

We doen het nog een paar dagen rustig aan, de Russische grens nadert. We staan een week op een heerlijke plek. Wandelen, plukken bosbessen en paddenstoelen. Er is een Amerikaan die samen met zijn vrouw in Finland woont, zij komen elke dag bosbessen plukken en hun handen zijn helemaal blauw. Ze vertellen dat ze de bosbessen invriezen, want ’s winters is er nauwelijks groente of fruit te koop. Hij vertelt ook uitgebreid over de Finnen en de verhalen zijn niet positief. Zij hebben de Lappen op wrede manier proberen uit te roeien en zijn erg nationalistisch. Het was Joost al opgevallen dat zij zich in het verkeer best agressief en asociaal gedragen.

We beginnen ons thuis te voelen op dit heerlijke plekje, iedere dag passeert er een bus met Japannertjes die uitstappen, alles mooi vinden en fotograferen en druk babbelen. Ook wij worden gefotografeerd, ze lijken ook ons en onze paardentrailer interessant te vinden. Na een paar dagen lijkt de lokale gids ons opgenomen te hebben in zijn rondleiding en worden we dagelijks omsingeld door flitsende fototoestellen. There is always something….

Maja belt ons om te vertellen dat de vader van Joost is opgenomen in het ziekenhuis. Hij was tijdens zijn slaap (niet voor het eerst) bewusteloos geraakt door zijn veel te hoge bloedsuikerspiegel. Gisteren was hij erg in de war, maar vandaag voelde hij zich alweer een stuk beter. We schrikken er wel van, maar maken ons nog geen grote zorgen. Het wordt tijd dat we weer vertrekken.

Sint Petersburg, 16 augustus.

De Fins/Russische grens was voor Joost best spannend. Hij kon er overigens maar niet over uit dat we half mei vertrokken waren en precies op de goede datum van het visum ook hier aan de grens staan. Planning is in zijn leven blijkbaar een meestal ontbrekende factor, een familietrekje, als ik naar het leven van Maria kijk. Al heeft dat 'go with the flow' absoluut iets aantrekkelijks. Aan de Finse kant staat een flinke rij vrachtauto’s, die we gewoon maar voorbij rijden, wij zijn geen vrachtwagen ten slotte. Dan een vaag kantoortje met twee stilstaande auto’s en een slagboom die omhoog staat. We hebben geen idee, dus we rijden maar rustig door, langzaam weliswaar. Maar al snel horen we geschreeuw en een barse motoragent haalt ons in en stuurt ons driftig gebarend terug. Er worden wat bozige dingen tegen ons gezegd die we niet verstaan, onze paspoorten worden gecontroleerd en dan mogen we toch weer verder naar de Russische grens.

Daar moet iedereen uit de auto stappen en in de rij voor een loketje gaan staan. Als wij aan de beurt zijn begrijpt de meneer die het loketje bemenst er niet veel van en hij loopt met ons mee naar de auto. Hij vond het wel leuk, onze caravan. Een blik achterin de auto en de trailer was genoeg, we krijgen wat stempels en mogen verder. Dat valt mee. We rijden een kilometer of tien en dan is er weer een slagboom. Een blik op onze papieren en we mogen alweer doorrijden. Al met al zijn we in een uurtje door allebei de grenzen heen, eitje!

Langs de weg zitten om de paar meter mensen met emmertjes bosbessen of aardappelen, die ze te koop aanbieden. Bij een stadje staan prachtige gebouwen, donkerblauw met veel versieringen, gouden koepeltjes.

Na 50 kilometer drinken we onze eerste Russische koffie aan een gescheurd plastic tafeltje buiten op een kapot troittoir. De serveerster is vriendelijk. Om ons heen eten veel mensen soep, aan een ander tafeltje zit een mevrouw te slapen, scheefgezakt op haar stoel, een bijna lege fles wodka naast haar.

In een hoek brandt een rokerig vuurtje waarop vlees gegrild wordt. Bij ieder stadje is bij binnenkomst en bij weggaan een politiecontrole langs de weg.

Sint-Petersburg.

Aan de vele flatgebouwen aan de skyline te zien en het wegverkeer dat behoorlijk druk wordt, naderen we Sint-Petersburg. We gaan het hotel opzoeken waar we verplicht een nacht moesten boeken om het visum te krijgen. We vragen hier en daar, en iemand rijdt een stukje mee. Na de zevende brug links, de 3e Sovjetstraat. Het verkeer om ons heen haalt ons aan alle kanten in, toetert en gebaart. Bij de 2e Sovjetstraat zetten we de auto en trailer langs de kant en gaan lopen. Joost is gesloopt en redelijk gefrustreerd, maar het lukt hem het hotel te vinden en met wat aandringen mogen we onze auto met trailer op de piepkleine binnenplaats zetten. We leveren onze paspoorten in en het hotel (hoera!) zal de visumaanmelding doen. Morgenavond denken zij de papieren binnen te hebben. We krijgen lakens, codes van deuren, sleutels, derde verdieping kamer 16 en dan ….. r.u.s.t. Het is half zes. Na even te zijn bijgekomen voelen we toch wel trek te hebben, het is half zes ’s avonds. We gaan naar de paardentrailer, maken een maaltje en doen de afwas. Pakken wat spullen voor de nacht in het hotel. Vanuit het slaapkamerraam zien we een bedelaar zonder benen zitten. Buiten is er verkeersherrie, toeterende auto’s, veel auto-alarmen, benzinestank. We doen de ramen dicht en kruipen in bed. Nadat Joost een stuk of tien muggen heeft doodgeslagen, haalt hij de klamboe voor me, de schat. En dan eindelijk slapen.

De volgende morgen om half vijf wordt het licht en wij worden wakker. De bedelaar zonder benen zit er nog steeds. Een vrouw veegt de straat. We doezelen nog een beetje, kletsen wat en om kwart over acht zitten we aan het ontbijt. Sinaasappelsap, eitje, cornflakes, oploskoffie, witbrood. Een mevrouw die moppert dat we te lang aan de ontbijttafel blijven zitten en ons wegstuurt. Prima toch? De stad in gewandeld. Mensen met drie bosjes bloemen proberen er één aan ons te verkopen, of een bosje worteltjes. Invaliden met bedelpetjes. Jonge, moderne meisjes met veel make-up en hoge hakken. We wisselen geld bij de bank en de mevrouw moppert dat we geen paspoorten hebben, maar ze wisselt ons geld toch. We kopen een echte Tefalpan voor 35 gulden in een winkel met enkel Tefalpannen. Het is allemaal wennen, want je wijst aan wat je wilt, gaat een bonnetje halen bij een loketje waar op staat wat je wilt, betaalt het bij een kassa en gaat met het betaalbewijs de koekenpan halen bij weer een ander loket.

Dan wandelen we naar een Grieksorthodoxe begraafplaats en gaan op een kapot bankje zitten. Een oud mevrouwtje met een chocolade-ijsje komt naast ons zitten. Ze voert de duiven en babbelt tegen ons. Ik vertel dat we Nederlands zijn en dan blijkt dat ze wat woorden Duits en Engels spreekt. We hebben een lang gesprek. Ze was juriste toen ze jong was en haar echtgenoot schreef boeken over Stalin, ’t Was maar niks, dat communisme. Ze vertelt over haar kinderen die in het buitenland wonen en wil weten of ik kinderen heb. Nee? 44 jaar, dat kan toch nog wel. God zorgt wel voor eten en dat het allemaal goedkomt. Een religieus geklede man met baard spreekt het lieve mevrouwtje aan, ze geeft hem wat geld en we staan op, bedanken haar warm voor het gesprek.

De tijd gaat snel, er is veel te zien. Op ons horlogeis het al half vier, op een kerkklok zelfs half vijf. O ja, tijd verzetten.

De baliemedewerker van het hotel meldt dat het visum in orde is en we mogen rustig in onze eigen trailer slapen en vannacht nog op de binnenplaats blijven staan. We maken nog een avondwandeling. Mannen en vrouwen met plastic zakjes waar flessen drank in zitten, slokken nemend terwijl ze met hun hond wandelen. We maken een praatje met een bedelaar en met een dronken vrouw. Iedereen is vriendelijk, en heerlijk zichzelf.

De volgende ochtend rijden we de stad uit.

Joost schrijft:

“We vinden vlot onze weg, maar wat voor een weg!! Vrachtwagens vol grind, met vier zwabberende wielen. De lucht zwaar van de uitlaatgassen, de weg vol kuilen, onduidelijke stoplichten op verborgen plekken. 40 kilometer langs betonnen buitenwijken, waar alles oud is en vuil. Overal lopen mensen of staan op bussen te wachten, bussen die roestig zijn, met mossen op de ramen. Er tussendoor schieten nieuwe BWM’s. En dan komt er toch een einde aan deze hel. Oude dennen, bijna even oude houten huisjes, orthodoxe kerken van baksteen, waarvan iedere steen een deel van een motief vormt.

En dan is er de kust, de weg wordt nieuw asfalt, ik krijg een zeer tevreden vakantiegevoel. Een blokkade met hefboom maakt daar een eind aan, de kust is verboden voor buitenlanders. Het is 30 graden.

We vinden een nachtplekje in een enorm grasveld. Er lopen koeien op de weg. De huisjes zijn verveloos, je kunt nog zien wat voor kleur ze vroeger waren. Ik moet wel meer vast gaan zetten, het wegdek is meestal hobbelig en er is al het een en ander stuk gegaan onderweg. Ik voel me thuis in dit land!”

18 augustus, Joost:

“Vanmorgen in Kingsepp naar de markt geweest. De markt bestaat uit losse stalletjes en meer permanente simpele hutjes vol koopwaar. Dagelijkse gebruiksvoorwerpen, veel is van plastic. Fruit en groenten. Het vlees wordt verkocht in een aparte overdekte hal. Ik heb de naslag van Sint Petersburg en ben rusteloos en humeurig. We kopen mooie horloges die je zelf moet opwinden door elke dag aan het knopje te draaien voor Bart en Merel bij een juwelenwinkel. Het is warm en als we verder rijden zien we langs de weg mensen zitten die paddenstoelen en bessen te koop aanbieden. Soms lopen er kinderen met een geit of een paar koeien, vier jongetjes met één emmertje. Ernstige gezichtjes. We bereiken het strand van een groot meer, staan 4 meter van het water vandaan. Het strand is bezaaid met kleine dode stinkende visjes. ‘Always sómething”.

En zo vullen onze dagen zich als vanzelf. Er komt een man bij Joost zitten babbelen, hij heeft al wat gedronken en vraagt steeds opnieuw om geld of wodka. Joost geeft hem een pilsje, maar dat maakt geen verschil. Dan geeft hij hem 20 roebel. Nee, de man wil 40 roebel, en dan samen wat drinken. Als Joost zegt dat hij niet meer geld heeft, omhelst de man Joost en vertrekt.

In een heel klein koffietentje vragen we om twee kopjes koffie. Het serveerstertje heeft het druk en ze heeft geen wisselgeld. We gaan naar een winkeltje om te wisselen. De mevrouw sleept met lege kisten en ze vindt dat Joost wel even mee kan slepen, wat hij natuurlijk doet. Als we terug komen met klein geld zegt het serveerstertje dat de koffie nu op is.

De jonge vrouwen hier zien er allemaal nogal sexy uit, met geblondeerd haar, minirokjes, en één meisje loopt in een glanzende bodystocking.

Ik bel mijn moeder om te vertellen dat alles goed is, maar na een paar minuten wordt ineens het gesprek verbroken en het lukt niet om haar terug te bellen. Na even zoeken blijkt dat mijn beltegoed van 100 gulden op is.

Het is moeilijk om de armoede, al het kapotte, oude, versletene, buiten ons te houden. De vuilnis, het stof, de wegen vol kuilen, de stank van al die oude en gammele autootjes. Gelukkig is er de natuur, het koren dat rijpt, grazende paarden, de herfstige warmte.

We besluiten het landgoed van de Russische dichter Pusjkin te bezoeken.

21 augustus.

We vinden het grote park waar het landgoed in ligt en bekijken alles op ons gemak. Het uitzicht is vredig. Een rivier, een vijver met zwanen, een molentje, graanvelden en aan het einde van de heuvels de bossen. Op de vloeren van het landgoed ligt parket, er staat een spinnenwiel, aan de muren hangen schilderijen van de familie. Het is broeierig warm en er dreigt onweer. We drinken er koffie in het koffiehuis en rijden weer weg. Het begint te regenen en om ons heen trekken de modern geklede vrouwen snel hun schoenen uit om ze te sparen en ze lopen op blote voeten verder door de plassen.

Onderweg stoppen we om wat appeltjes te kopen die worden aangeboden. Het oude buurvrouwtje van de appelverkoopster rent naar ons toe en laat wat kleine wilde pruimen zien. Twee kwartjes, nou, vooruit dan. Terwijl Joost het fruit achterin de auto legt, haalt ze snel haar dronken zoon op, die ons op commando van mama een schaal laat zien waarin mooie grote pruimen liggen. Daar kopen we dan ook nog maar wat van. De pruimenverkoopster houdt mijn hand vast en gebaart naar haar huis, of we thee komen drinken. Ik maak me vriendelijk los en stap glimlachend en zwaaiend in de auto. Ze antwoordt met kushandjes tot we de hoek om zijn. We beginnen gewend te raken aan Rusland en krijgen er steeds meer plezier in. Ik lees de plaatsnamen op de borden letter voor letter, want ik heb onderweg de Russische letters en wat woordjes geleerd. Brood kopen is een makkie, heel Rusland heeft maar twee soorten precies hetzelfde ‘chleb’, wit of bruin. Prima vierkante casinobroodjes, die verkocht worden in broodkiosken, in ieder dorp staan ze op de markt.

Bij de politiecontrole moeten we soms twee biertjes geven om er door te mogen. Eigenlijk willen ze Heineken, maar dat hebben we niet bij ons.

28 augustus.

We rijden door een rijke streek. Er lopen kudden koeien, en op de weg ook ganzen en kippen. Op de markt wordt een vrachtwagen vol meloenen leeggeladen. Onderweg gaat er in ons huisje af en toe wat stuk, we zijn toe aan de tweede gaslamp, er valt af en toe een pot pindakaas in scherven op de grond, of wat glazen potjes met kruiden. Tussen de middag eten we in een klein restaurantje borsjt. De bediende vraagt of we er brood bij willen en Joost heeft honger, dus dat wil hij wel. We krijgen twee smalle reepjes brood. De soep is een lauwe koolsoep, maar wel lekker.

We volgen de loop van de rivier de Desna en wandelen regelmatig aan haar oevers. Er dobberen vissers in kleine rubberbootjes en aan de oever zit af en toe een gezin te barbecuen met de radio aan. In de velden groeien allerlei weidebloemen, soms ook cactusachtige wingerd. Als we buiten de trailer in het zonnetje zitten, schiet een slangetje naast onze voeten weg. Op het land werkt een heel gezin en ze komen een praatje maken. Joost vertelt dat hij artiest is en dat we weinig geld hebben. Later op de avond komen ze emmers vol aardappelen, kolen en grote augurken brengen. Als we de volgende ochtend vertrekken laten we als bedankje een fles wodka achter.

Op de weg lopen nu ganzen, er zijn paarden die een karretje trekken of gewoon los op de weg lopen, we zien veel graanvelden en hooibergen. Een man houdt onze auto staande en vraagt: “Koe, trip trip, vijf, waar? Gezien?” Joost ziet ze in de verte lopen en wijst er naar. Een auto komt ons tegemoet, toetert en steekt zijn duim op. Landarbeiders zwaaien naar ons. Al deze vriendelijkheid maakt de vele politiecontroles goed. Eén politie wil ons een boete opleggen, de banden van de trailer hebben een verschillend profiel en dat mag niet. Een paar pilsjes liggen al voor hem klaar en hij gebaart ruimhartig dat we door kunnen rijden.

En dan is het alweer bijna september, herfst, en we naderen de grens van de Oekraïne.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Marian en Joost

Actief sinds 20 Sept. 2008
Verslag gelezen: 105
Totaal aantal bezoekers 70798

Voorgaande reizen:

10 Augustus 2022 - 28 September 2022

Georgië

01 Januari 2019 - 01 Januari 2020

Verhuizen

16 Juni 2017 - 10 September 2017

Gezellig met zijn allen naar Tajikistan!

12 December 2014 - 10 Januari 2015

Allemachtig prachtig Marokko!

31 Mei 2013 - 06 Juni 2013

New York, New York

22 Juli 2012 - 19 Oktober 2012

Gezellig met z'n allen naar Mongolië.

01 Oktober 2009 - 02 November 2009

Even naar Tunesië en Djerba

17 Oktober 2008 - 31 Januari 2009

Naar India via Turkije, Pakistan en Iran

18 Mei 2001 - 18 Mei 2002

Een jaar reizen 2001-2002

Landen bezocht: